Specialisatie

Fysiotherapie

Fysiotherapie houdt zich bezig met het bewegend functioneren van de mens. De fysiotherapeut onderzoekt en behandelt patiënten met klachten van houding en/of beweging. En de gevolgen van deze klachten voor de dagelijkse activiteiten.

Waarom fysiotherapie?
Het doel van de fysiotherapie is dat u weer zo optimaal mogelijk functioneert in de omgeving waarin u leeft, woont en werkt. De behandeling richt zich niet op de aandoening, maar op de gevolgen van de aandoening voor uw houding en beweging. De fysiotherapeut probeert uw herstel te bevorderen en begeleidt u bij het verbeteren van lichamelijke functies, zoals kracht en coördinatie en het leren omgaan met mogelijke beperkingen.Voor wie is het bedoeld?
Door een aandoening of een operatie kunt u problemen hebben op het gebied van
houding, beweging, spierkracht, coördinatie en conditie. U kunt daardoor dagelijkse activiteiten (zoals zitten, staan, lopen en traplopen) minder goed uitvoeren of volhouden. Fysiotherapie kan dan zinvol voor u zijn.

Manuele therapie

Een manueeltherapeut is een fysiotherapeut die na zijn opleiding fysiotherapie een opleiding manuele therapie heeft gevolgd met een duur van gemiddeld vijf jaar.
Er bestaan vijf erkende opleidingen tot manueeltherapeut, waardoor er verschillen zijn in visie en behandelwijzen:

– Stichting Opleiding Manuele Therapie.
– Stichting Maitland Concept.
– Opleiding Orthopedische Manuele Therapie.
– Stichting School voor Manuele Therapie Utrecht.
– Gediplomeerde Gespecialiseerde Studie in de Manuele Therapie Vrije Universiteit Brussel (GSS.)

Manuele therapie volgens de Stichting Opleiding Manuele Therapie, de Stichting Maitland Concept en de Opleiding Orthopedische Manuele Therapie

Voor deze drie opleidingen is manuele therapie een onderzoek- en behandelmethode van gewrichten van de rug, de nek, van de armen en de benen. In een eerste gesprek zal de manueeltherapeut o.a. vragen naar het ontstaan van de klachten, wanneer de klachten optreden, hoelang de klachten bestaan en wat de klachten doet toe- of afnemen.

Daarna volgt lichamelijk onderzoek waarbij de houding en het bewegen worden beoordeeld en de gewrichten met specifieke bewegingen worden onderzocht.

Op grond van de verkregen onderzoeksgegevens kan een diagnose worden gesteld. Samen met de patiënt zal de manueeltherapeut beslissen of er behandeld kan worden of dat de patiënt terug gaat naar de verwijzend arts met een rapportage van de manueeltherapeut. De behandeling die volgt zal tot doel hebben de functie van de gewrichten en de houding en beweging in huishouding, werk en recreatie te verbeteren.

Tijdens de behandeling maakt de manueeltherapeut gebruik van specifieke bewegingen in de gewrichten. De manueeltherapeut probeert opgeheven beweeglijkheid te herstellen of teveel aan beweging te stabiliseren door middel van training.

Soms vult de manueeltherapeut deze behandeling aan met manipulaties (in de volksmond ‘kraken’). De gewrichten worden dan wat sneller bewogen. Daarbij kan een knappend geluid gehoord worden. De meeste patiënten ervaren dit als een kortstondig vreemd gevoel, maar vinden het over het algemeen niet pijnlijk.

In het algemeen is manuele therapie geschikt voor klachten die, behalve met pijn, ook gepaard gaan met het slechter kunnen bewegen van een gewricht of gewrichten. De effecten van manuele therapie zijn vaak direct merkbaar: de functie van de gewrichten verbetert, de houding verbetert en het bewegen verloopt gemakkelijker.

Enkele voorbeelden:

– hoofd- en nekpijn met het slecht kunnen bewegen van de wervelkolom;
– nek- en schouderklachten die uitstralen tot in de armen;
– rugklachten hoog in de rug met rib en borstpijn;
– lage rugklachten, eventueel met uitstralende pijn naar de benen;
– bepaalde vormen van duizeligheid die opgewekt worden door het bewegen van de nek;
– kaakklachten, eventueel in combinatie met nekklachten;

Sportfysiotherapie

De sportfysiotherapeut behandelt, voorkomt en adviseert. Hij is echt een breed geschoolde allrounder en advisering is een belangrijke taak binnen zijn dagelijkse werk. Hij bekijkt of u geschikt bent voor uw sport, hij adviseert u over de juiste grip van uw tennisracket en een passende techniek bij uw lichaamsbouw en fysieke mogelijkheden. En over hoe u het zadel van uw racefiets op de juiste hoogte instelt en de afstand tot het stuur bepaalt, zodat u geen (rug)klachten krijgt. Hij geeft u handvatten om zelf iets te doen als u last van acute of sluimerende blessures krijgt. Hij leert u tapen en bandageren en adviseert uw trainer hoe u om moet gaan met blessures binnen uw sport. Oefengroep COPD

Binnen het beweegprogramma voor patiënten met COPD houdt de fysiotherapeut zich voornamelijk bezig met het screenen, meten, trainen en evalueren van patiënten met COPD.

Bij aanvang van het beweegprogramma doet de fysiotherapeut een intake. Hierbij worden met de patiënt o.a. het klachtenpatroon en de persoonlijke doelstellingen besproken. Verder wordt er tijdens de intake een aantal metingen gedaan op gebied van uithoudingsvermogen en spierkracht.

De fysiotherapeut zorgt voor een trainingsprogramma op maat, gericht op de persoonlijke doelstellingen en mogelijkheden van de patiënt.

Tijdens het trainen monitort de fysiotherapeut de patiënt en stelt het programma bij indien dat nodig is. Hij signaleert problemen, let op de progressie of regressie in de status van de patiënt en stuurt door naar andere zorgverleners indien dat nodig is.

Een andere taak van de fysiotherapeut is het motiveren en stimuleren van de patiënten tijdens de training, maar ook in de thuissituatie. Hij geeft voorlichting op het gebied van bewegen in relatie tot COPD en geeft adviezen hoe bewegen kan worden ingebouwd in het dagelijks leven van de patiënt.

Aan het eind van het programma vindt er bij de fysiotherapeut een eindevaluatie plaats, waarin opnieuw het uithoudingsvermogen en de spierkracht gemeten worden. Tijdens het evaluatiegesprek zullen opnieuw het klachtenpatroon en de persoonlijke doelstellingen van de patiënt aan bod komen. Besproken wordt in hoeverre de klachten zijn verminderd en of de patiënt zijn doelstellingen behaald heeft. Tevens wordt het vervolgtraject na het beweegprogramma met de patiënt besproken.

Trainingsonderdelen.

1. Trainen van het uithoudingsvermogen.

Trainen van het uithoudingsvermogen in de vorm van duurtraining of intervaltraining op cardio-apparatuur. Dit is gelijk een training van de ademhalingsmusculatuur.

2. Trainen van de spierkracht.

Het versterken van de grote spiergroepen als mm. quadriceps, arm- en rompmusculatuur op de krachtapparatuur. Hierbij worden ook de ademhalingsspieren getraind.

3. Functionele training.

Aan de hand van de door de patiënt gestelde doelen op functioneel gebied (PSK) kunnen er bij dit onderdeel functionele activiteiten getraind worden zoals bijvoorbeeld traplopen (steps).

4. Ademhaling.

Tijdens de training wordt extra aandacht besteed aan een correcte toepassing van de ademhaling. Indien nodig kunnen er bepaalde ademhalingstechnieken worden aangeleerd en toegepast. Tijdens de cardiotraining wordt gebruik gemaakt van de pursed lip breathing. De huftechniek kan worden aangeleerd bij patiënten die moeite hebben met het opgeven van sputum.